Pleidooi van Rudolf Salomon Cortissos

De wereld verandert  helaas niet. De Inquisitie op het Iberisch schiereiland, de pogroms in de voormalige Oost-Europese landen, de hedendaagse Holocaust ontkenningen en het overal heersende antisemitisme. Maar de sjoa steekt er met kop en schouders boven uit. Zes miljoen joden werden vergast, doodgeschoten, levend begraven in ongebluste kalk, zij werden verraden, vroren dood, werden uitgehongerd, gecastreerd of gesteriliseerd, er werden dodelijke experimenten uitgevoerd of zij werden, nadat zij gemarteld en vernederd waren, oneervol begraven.  Dat was in 1940-1945.
Vandaag de dag worden wij geconfronteerd met Darfur, Ruanda, Srebenica en gevangenissen waar mensonterende omstandigheden heersen. Kennelijk kan de mens zich niet gedragen. Helaas.

Ik ben eigenlijk helemaal niet blij hier te zijn. Het is als een droom, iets volledig onwezenlijks. Meer dan 67 jaar geleden, op 21 mei 1943, werd mijn moeder in Sobibor vermoord en ik, haar zoon die haar nooit gekend heeft, heb de gelegenheid de aanwezigen hier in de rechtszaal, uitgerekend in München, toe te spreken. Zij werd op 11 mei 1943 van Amsterdam naar Westerbork vervoerd nadat zij door een lid van de NSB was verraden en op een tramhalte was gearresteerd. De trein vertrok op 18 mei 1943 in oostelijke richting zoals zij dat in een uit de trein gegooide brief, heeft geschreven.

Nu kan ik direct en persoonlijk  in naam van vele gestorvenen, vermoordden en levenden, de wereld tonen dat de gevolgen van de sjoa nog bijna dagelijks een rol spelen. Dat geldt niet alleen voor mij; dat geldt voor zeer veel mensen in de zelfde situatie in de gehele wereld.
Wie ben ik. Geboren in 1939 in Amsterdam, was ik van eind 1941 tot het einde van de oorlog alleen, onder een valse naam, ondergedoken. Als een pakketje weggegeven aan wildvreemde mensen. Mijn moeder heeft mij nooit meer gezien. Stelt U zich eens voor wat dat voor een kind en de ouders betekent.

Ik ben deels van Portugees-joodse afkomst met het bekende lot voor joden zoals het mijn moeder en 63 andere leden van de familie is vergaan, in de gaskamers van Sobibor en Auschwitz vermoord. En  ik voel mij nu eigenlijk als vertegenwoordiger van de vermoordde  97.500 ashkenazische en 4.500 Portugese joden. Uiteindelijk werd er geen onderscheid gemaakt.

Zoals gezegd, het speelt nog bijna dagelijks een rol in mijn leven, een leven dat zich gelukkig goed ontwikkeld heeft. Maar stelt U zich voor wat het betekent zonder ouders, grootouders, ooms en tantes, neven en nichten, zonder familie op te groeien.

Wees U bewust van het volgende:

– normaal naar de toilet kunnen gaan versus in de trein naar het oosten een emmer  te delen met 100 anderen, vreemden;
– frisse lucht in te ademen in plaats van de verstikkende lucht die mijn moeder met haar astmatische problemen gedurende drie dagen naar Polen moest inademen;
– thuis of in een restaurant eten, in plaats van helemaal niets eten of drinken;
– rustig gaan slapen in plaats van doodmoe, naakt en met de zweep de gaskamer in geslagen te worden;
– een douche nemen in plaats van met een massa andere naakte mensen, samengedrongen, te stikken;

Stelt U zich voor waaraan ik denk als ik:

– de haard aanmaak versus de verbrandingsoven waar zij verbrand werd;
– naar de kapper ga in plaats van kaal geschoren te worden zoals bij voorbeeld mijn moeder en haar zuster in Sobibor;
– naar het concert ga versus de muziek te horen die op het station gespeeld werd om de gevangenen  rustig te houden of een concert voor nazi/officieren dat door joodse, ten dode opgeschreven, muzikanten werd uitgevoerd;
– naar de tandarts te gaan versus het zoeken naar onder meer  gouden kiezen in de mond van de genoemde zes miljoen omgekomenen.
Jazeker, deze vergelijkingen zijn verschrikkelijk. Met vrienden praten wij er min of meer regelmatig  over, de media schrijven er steeds weer over en de televisie laat ons vaak beelden zien. En hoeveel  boeken werden en worden er uitgegeven? Maar ik word ongewild met deze gedachten  geconfronteerd, niet elke dag maar minstens vijf keer per week. Hoe was het mogelijk dat mensen  zich op deze manier hebben gemanifesteerd en ons daarmee een leven lang hebben belast.

De wereld moet weten wat voor rol een man als Demjanjuk gedurende de oorlog heeft gespeeld. Het  zal nooit voorbij zijn en niemand mag zijn straf ontlopen.
Wij kunnen en mogen het niet vergeten. Wij moeten er toe bijdragen dat zoiets als de sjoa nooit meer voorkomt.

Rudie Cortissos, Amsterdam
Sobibor-Demjanjuk proces, maart 2011