David van Huiden

Aan de Hogere Rechtbank,

Ik, David van Huiden, geboren in Amsterdam op 2 juli 1931, sta voor U uit respect voor mijn stiefvader Maurits Hamburg geboren op 3 oktober 1901,
voor mijn moeder Rosa Hamburg-Wijnberg geboren op 25 juni 1897 in de stad Groningen en voor mijn zuster Josephine Rosette van Huiden geboren op 26 juni 1926 in Amsterdam, die allen volgens de transportlijst uit het doorgangskamp Westerbork in Nederland (transportnummers 10864,10869 en 12470) op 29 juni 1943
op transport gesteld werden naar, ik citeer, werkkamp Sobibor in Polen.
Aldaar zijn ze op 2 juli 1943 aangekomen  en op dezelfde dag via de zogenaamde Himmelfahrtstrasse in de gaskamers gedreven,waar zij een smartelijke dood vonden.

Deze informatie heb ik pas in 1945 verkregen  en dus heb ik volledig onnodig twee jaren lang, tijdens mijn onderduikadressen in Nederland, geen kennis ervan
kunnen verkrijgen, namelijk dat ik zonder mijn eigen familie verder moest leven. Voorts is bijna mijn gehele verdere familie in de vernietigingskampen van de Nazi’s
vermoord.( minstens 50 personen)

Sedert 30 november 2009 hebben we van de getuigen, van deskundigen, en voorts uit de enorme documentatie, hier in dit gebouw van het Landsgericht MÜnchen, moeten vernemen,welk monsterachtig verdrag met de duivel de SS  en haar enthousiaste “Wachmaenner” gesloten hadden. Het zogenaamde werkkamp Sobibor was in feite de hel van de vernietiging.
Voor mij heeft John Demjanjuk meegeholpen mijn familie op 2 juli 1943 in Sobibor te vergassen. Derhalve is hij schuldig aan betrokkenheid van moord en zou door de
Hogere Rechtbank dienovereenkomstig moeten worden veroordeeld.

De heer John Demjanjuk heeft zich beklaagd dat dit proces tegen hem te laat werd aangespannen en dat hij te oud zou zijn om nog voor het gerecht te verschijnen, met zijn permissie.
Sedert de wreede moord van mijn familie in Sobibor, heb ik elke dag het verdriet van dit verlies moeten dragen.
Voor dit verlies van de directe nabestaanden passen uitspraken niet zoals:
“het is te lang geleden”of  “ik ben te oud om daarover nog te spreken”

Bijgevolg beklaag ik mij als volgt:

Waarom heeft de heer John Demjanjuk tot op de dag van vandaag, nooit zijn spijt betuigt welk tragisch doodslot de vele duizenden mannen, vrouwen en kinderen, mijn eigen familie daarbij inbegrepen, hebben moeten ondergaan?
Waarom heeft zijn gevoel voor menselijkheid onder de toenmalige omstandigheden zo volledig ontbroken?
Hij zou moeten begrijpen, dat mijn familie voor mij, even kostbaar is als voor zijn familie.

Ik, als mede-aanklager, en mijn vrouw Liesbeth, eveneens een overlevende van de Shoa, wij verwachten dat, onder meer door de ontkenning van de heer John Demjanjuk aan de deelname van de gruwelijke en onmenselijke misdaden in Sobibor in 1943, hier in München een kleine vereffening zal worden verkregen..

Ik vertrouw daarop dat de Hogere Rechtbank de juiste beslissingen zal gaan nemen.
David van Huiden