Jules werd op 7 januari 1921 geboren als tweede kind van Joodse ouders, die de godsdienst hadden afgezworen en als humanist en lid van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) door het leven gingen. Sommige Joodse tradities bleven op natuurlijke wijze gehandhaafd. Zij zouden Jules’ jeugdherinneringen voor altijd een warme gloed geven, zoals het op vrijdagavond rond de tafel zitten en ‘kesause mangelen’ (Curaçaose amandelen oftewel pinda’s) doppen, zuur halen bij de zuurman, kugel met peren eten en bóletjes (bolussen), het zoete gebak dat je uitsluitend bij de Joodse bakker kon kopen. Hij ervoer zijn jeugd in een diamantbewerkersgezin onder wisselende financiële omstandigheden in de crisisjaren van de vorige eeuw als een gelukkige, vooral omdat er behalve altijd brood op de plank ook aandacht was voor cultuur en wetenschap.

Jules mocht naar zijn wens een opleiding tot drukker volgen, maar eerst nadat hij een gedegen basis voor zijn algemene ontwikkeling had gelegd op de driejarige HBS. Hiervoor zou hij zijn ouders levenslang dankbaar blijven. Zijn vakdiploma haalde hij in 1939 bij Drukkerij Lindenbaum aan de Herengracht in Amsterdam, waar hij snel als drukker carrière maakte. Als gevolg van de anti-Joodse maatregel werd hij daar ontslagen, maar na de oorlog werkte hij er nog een tijdje, nadat hij zijn terugkeer met succes voor de rechter had bevochten. Hij maakte de overstap naar Het Vrije Volk, waar hij al snel als drukker opklom tot hogere regionen en het uiteindelijk, na de fusie met het Algemeen Handelsblad in Rotterdam, tot bedrijfsleider van het technisch bedrijf bracht.

In de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) nam hij enthousiast deel aan alle mogelijke activiteiten en sporten, terwijl hij al snel in het afdelingsbestuur terechtkwam. Daar leerde hij in het voorjaar van 1940 de zeventienjarige Rachel Borzykowski kennen. David en Gretha Borzykowski, Rachels ouders, die kort na de Eerste Wereldoorlog vanuit Polen naar Nederland gevlucht waren voor het in hun land heersende antisemitisme, verwelkomden hem met warmte en enthousiasme. David en Gretha Borzykowski namen een spilfunctie in voor de Poolse Joden die in de Nieuwe Kerkstraat en omgeving woonden. Hun huis was vaak het centrum van cultuur, debat en discussie, er werd gezongen en in het Jiddisch gelezen. Jules genoot van al die dingen, het werd al snel zijn tweede thuis.

Naar eigen zeggen veel te jong, maar met het oogmerk zijn grote liefde Rachel te behoeden voor deportatie die buitenlandse Joden dreigde (ook de in Nederland geboren Rachel werd door de Duitsers als Poolse beschouwd) trouwde hij op 19-jarige leeftijd, helaas zonder het beoogde effect. Niemand van zijn familie en schoonfamilie ontkwam uiteindelijk aan deportatie. Alleen zijn moeder en zuster bleken na de oorlog nog in leven. Hijzelf was de enige van zijn transport van 3006 mensen dat op 1 juni 1943 Westerbork verliet, die de oorlog overleefde..

In 1946 trouwde hij met Johanna Leevendig, ook zij was lid van de AJC. Met haar had hij een gelukkig huwelijk gedurende 53 jaar. Zij kregen twee kinderen, drie kleinkinderen en Jules mocht zelfs nog het grote geluk smaken drie achterkleinkinderen in zijn armen te sluiten.

Door heel hard werken en alle vrije tijd te vullen met gezin en hobby’s als geologie, tekenen, schilderen, houtsnijden en andere handvaardigheden, wist Jules de herinneringen aan zijn tijd als slaaf in de nazikampen eronder te houden. Maar begin jaren tachtig, tegen het einde van zijn carrière bij het Handelsblad vertelde hij zijn verhaal aan een collega, die er een groot artikel in de krant aan wijdde. Daarmee bleek de stop van de fles getrokken en slaagde hij er niet langer in ‘het rolluik permanent omlaag te houden’.

De reis naar Sobibor, de aankomst daar en alle gebeurtenissen in nog zes kampen daarna, werden vastgelegd in zijn boek Binnen de Poorten, dat in 1982 verscheen bij uitgeverij De Haan in Bussum. Hiervoor gebruikte hij de aantekeningen die hij direct na de bevrijding maakte, nog in het door de Franse bevrijders geleide ziekenhuis in Vaihingen an der Enz (Duitsland) waarin hij moest herstellen van vlektyfus, op de achterkant van Duitse formulieren. Na terugkeer in Nederland had hij deze aantekeningen bij het RIOD, het huidige NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, in bewaring gegeven.

In 1981 ging Jules met vervroegd pensioen en bezocht hij zijn zus in Australië. Daar ontmoette hij een overlevende van de opstand in Sobibor, Chaskiel Menche, die door de rechtbank in Hagen was opgeroepen om te getuigen in het revisieproces tegen Karl Frenzl, destijds de tweede man in Sobibor, die in 1960 levenslang had gekregen maar zijn veroordeling had aangevochten. Jules ging in op het verzoek van Menche om hem tot steun te vergezellen naar Hagen. Hij was bij alle procesdagen aanwezig en werd zelfs voor het eerst in de geschiedenis Nebenkläger (medeaanklager). In die hoedanigheid had Jules toegang tot alle documenten en getuigen. Hij besloot hen allen uitvoerig te interviewen, schafte zich een videocamera aan en interviewde samen met de slaviste Dunya Breur zelfs de getuigen die achter het IJzeren Gordijn woonden en geen toestemming hadden gekregen om het land te verlaten voor hun getuigenis in Hagen.

Het door hem verzamelde materiaal (dat nu bij het NIOD ligt, www.sobiborinterviews.nl), aangevuld met documenten en gegevens, verkregen door grondige, wereldwijde research, waarbij hij toegang kreeg tot ieder archief dat door hem werd aangeschreven, mondde tenslotte uit in het wetenschappelijke werk Vernietigingskamp Sobibor, dat in 1993 verscheen bij De Bataafsche Leeuw, Amsterdam. De eerste druk bevatte tevens De Transportlijsten van alle negentien treinen die in 1943 vanuit Westerbork naar Sobibor vertrokken. Later verscheen het als zelfstandige uitgave, een monument voor de vermoorde passagiers, die er allen in zijn vermeld. Vernietigingskamp Sobibor werd wereldwijd erkend als hèt wetenschappelijke werk over Sobibor, en Jules aldus dé expert, die hiervoor in 2008 door de Universiteit van Amsterdam een eredoctoraat werd verleend, na een jaar eerder al bevorderd te zijn tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Zijn grote betekenis blijkt ook uit zijn benoeming tot Officier in de Orde van Verdienste van de Republiek Polen.

Jules Schelvis was initiator van het monument De Tekens van Westerbork, oprichter (in 1999) en vele jaren voorzitter van Stichting Sobibor, gastspreker voor studenten, leerlingen en andere toehoorders in vele zalen in binnen- en buitenland. Hij was onvermoeibaar in het delen van zijn kennis met de wereld over wat gebeurd is in Sobibor. Bovendien lette hij er scherp op zijn werk up-to-date te houden. Bijna alle nieuwe uitgaven van zijn boeken bevatten nieuwe gegevens of kleine correcties, gebaseerd op uitkomsten van nieuw onderzoek. “Want”, placht hij met zekere trots te zeggen, “in mijn werk berusten alle genoemde feiten op documentatie. En zo hoort het ook.” Jules Schelvis stelde ook de Rachel Borzykowskiprijs in, ter nagedachtenis aan zijn jonge, eerste echtgenote Rachel Borzykowski die op 4 juni direct na aankomst in Sobibor werd vermoord. De prijs bestaat onder meer uit een penning met haar beeltenis en wordt door de Stichting Sobibor toegekend aan een persoon die in het bijzonder heeft bijgedragen aan het vergroten van de kennis over Sobibor.

Gedurende 2009-2011 was hij opnieuw medeaanklager, nu in het proces in München tegen de voormalige Oekraïner en kampbewaker in Sobibor, John/Ivan Demjanjuk. Zijn requisitoir, waarin hij met verwijzing naar de opvoeding die zijn humanistische ouders hem gegeven hadden de rechter verzocht de aangeklaagde schuldig te verklaren zonder verdere strafoplegging, maakte overal grote indruk.

Naast genoemde boeken schreef hij talloze brochures voor Stichting Sobibor over een persoon of een detail van de grote moord in relatie tot Sobibor. Ook schreef hij boekjes over zijn jeugd, zijn tweede vrouw en zijn laatste Er reed een trein naar Sobibor nog in 2012.

In 2013 beleefde de muziekminnende Jules als een van de hoogtepunten in zijn lange leven een week in het kader van Nederland Herdenkt, waarin hij op zes plaatsen verspreid over heel Nederland voorlas uit zijn laatste boek, zittend tussen de leden van het Nationaal Symfonisch Kamerorkest, dat onder leiding van Jan Vermaning vele klassieke werken speelde voor een ademloos luisterend publiek. Tijdens deze concerten was geen sprake meer van ‘het rolluik’. Hij herbeleefde ieder door hem gelezen woord. Het was zwaar, maar hij was innig dankbaar dit te hebben kunnen meemaken en volbrengen. Op 30 november in datzelfde jaar volgde voor de zevende maal, in een uitverkochte Oosterkerk te Elburg, de uitvoering van Er reed een trein naar Sobibor.

In 2014 is een grote wens van hem uitgegaan om deze uitvoering nog driemaal op te voeren in een internationale setting. In juli 2014, tijdens een internationaal tournee heeft Jules zijn verhaal verteld in de Westerkerk in Amsterdam, in Berlijn en in Lublin. En nog een allerlaatste keer in maart 2015 in het Vredespaleis in Den Haag wat opgenomen is door de NOS en terug te zien is via deze link.

Op de vraag “Wat drijft je?” antwoordde Jules in een interview eens: “Ik verloor in Sobibor mijn geliefde vrouw en andere familie. Ik wilde precies weten hoe dat was toegegaan. Ik beschikte over de stukken in Hagen en kende de getuigen. Natuurlijk krijg je eelt op je ziel, maar het raakt toch ook heel diep.” (Op de website www.lategevolgenvansobibor.nl vindt u drie zeer uitgebreide interviews die met Jules Schelvis zijn gehouden in het kader van het interviewproject Late Gevolgen van Sobibor van Stichting Sobibor).

Op 3 april 2016 overleed Jules Schelvis op 95-jarige leeftijd in Amstelveen. Het getuigenis van Jules Schelvis heeft op veel mensen een onuitwisbare uitdruk achtergelaten.

Zo noemde Koning Willem-Alexander Jules Schelvis in zijn toespraak tijdens de Nationale Herdenking op De Dam op 4 mei 2020. “Er is één getuigenis die ik nooit zal vergeten. Het was hier in Amsterdam, in de Westerkerk, bijna zes jaar geleden. Een kleine man met heldere ogen – fier rechtop met zijn 93 jaar – vertelde ons het verhaal van zijn reis naar Sobibor, in juni 1943.” “Jules Schelvis doorstond de hel en wist toch als vrij mens weer iets van het leven te maken. Veel meer dan dat. “Ik heb vertrouwen in de mensheid gehouden”, zei hij. Als hij het kon, kunnen wij het ook. Wij kunnen het, wij doen het samen. In vrijheid.”

Stichting Sobibor is Jules Schelvis veel dank verschuldigd en zal hem tot in lengte van jaren met liefde en eerbied gedenken.