Slechts tientallen mensen overleefden de opstand in Sobibor in oktober 1943

Op de website “Late gevolgen van Sobibor”  zijn 31 interviews met zowel nabestaanden van mensen die in Sobibor zijn vermoord als met Nederlandse, Poolse, Oekraïense en Russische overlevenden van de opstand in Sobibor (14 oktober 1943) te zien.

Philip Bialowitz

25 december 1925 (Izbica, Polen) – 6 augustus 2016 (New York, Verenigde Staten)

Philip werd samen met zijn broer en twee zussen in april 1943 met de laatste Joodse inwoners van Izbica naar Sobibor gedeporteerd. Daar werkte hij in het sorteer-/stationscommando. Hij moest de haren van vrouwen afknippen voordat ze werden vermoord. Na zijn vlucht tijdens de opstand van de gevangenen dook hij samen met zijn broer Symcha onder bij een bekende, een boer in de omgeving van hun geboorteplaats. Na de oorlog emigreerde Philip Bialowitz aanvankelijk naar West-Duitsland, later naar de Verenigde Staten. Hij getuigde meermalen tegen Duitse daders. In 2008 publiceerde hij zijn memoires onder de titel 'A Promise at Sobibór'.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

Kurt Ticho (Thomas)

11 april 1914 (Brno, dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, het huidige Tsjechië) – 8 juni 2009 (Columbus, Verenigde Staten)

Kurt Thomas werd begin november 1942 vanuit het doorgangskamp Piaski naar Sobibor gedeporteerd. Zijn ouders, zijn zus en zijn tante waren al enkele weken eerder weggevoerd en in Sobibor vermoord. In het kamp moest hij kleding sorteren, vanaf het voorjaar van 1943 werkte hij als verpleger in de nieuwgebouwde ziekenboeg. Na zijn vlucht uit het kamp tijdens de opstand op 14 oktober 1943 vond hij onderdak bij een bevriende Poolse boer in de omgeving van Piaski, waar hij de resterende maanden doorbracht tot zijn bevrijding door het Rode Leger. Kurt Thomas diende in een Tsjechisch legioen binnen het Rode Leger en keerde na de oorlog terug naar zijn vaderland. Reeds in 1946 stelde hij zijn belevenissen in Sobibor op schrift voor het Rode Kruis in Amsterdam. In 1948 emigreerde Kurt Thomas naar de Verenigde Staten, waar hij zijn latere echtgenote Tena leerde kennen. Hij getuigde meermalen op processen tegen Duitse daders en publiceerde zijn memoires onder de titel 'My Legacy'.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

Thomas "Toivi" Blatt

15 april 1927 (Izbica, Polen) – 31 oktober 2015 (Santa Barbara, Verenigde Staten)

Thomas Blatt werd samen met zijn ouders en zijn jongere broer op 28 april 1943 weggevoerd naar Sobibor, waar hij als enige van zijn gezin voor dwangarbeid in het kamp werd geselecteerd. Hij moest de documenten, foto’s en brieven van de slachtoffers verbranden die hun werden afgenomen voordat ze werden vermoord. Na zijn vlucht uit het kamp tijdens de opstand van de gevangenen kon hij tegen betaling met twee medevluchters onderduiken in een boerenschuur. Na enkele maanden werd hun schuilplaats verraden. Zijn medevluchters werden vermoord, Thomas Blatt raakte gewond, maar ontkwam en overleefde de resterende weken tot de bevrijding in de bossen. In de jaren vijftig emigreerde hij aanvankelijk naar Israël, later ging hij naar de Verenigde Staten. Hij publiceerde twee boeken over zijn ervaringen in Sobibor en was getuige op meerdere processen tegen nationaalsocialistische daders, de laatste keer in 2008 op het proces tegen John Demjanjuk.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

Leo Feldhendler

1 juni 1910 (Turobin, Polen) – 6 april 1945 (Lublin, Polen)

Leon Feldhendler werd in januari 1943 samen met zijn vrouw Toba Felhendler en hun twee zoons vanuit Izbica naar Sobibor weggevoerd. Zijn vrouw en zijn kinderen werden direct na aankomst in het kamp vermoord. Leon Felhendler organiseerde mede de opstand van 14 oktober 1943. Na zijn ontsnapping keerde hij met een medevluchter, Majer Ziss uit Hrubieszów (‘Majorkiem’), terug naar zijn vroegere woonplaats Żółkiewka, waar hij door een Pools echtpaar werd verborgen. Toen buren argwaan kregen, verkaste hij naar een andere onderduikplek in hetzelfde dorp. Na de bevrijding ging Felhendler naar Lublin en hertrouwde. Met zijn tweede echtgenote woonde hij in de binnenstad van Lublin op het adres Złotastraat 6/4, waar hij op 3 april 1945 door onbekende antisemieten werd neergeschoten. Drie dagen later, op 6 april 1945, bezweek Leon Felhendler aan zijn verwondingen.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

Arkady Wayspapir

1921 (Twer, Oekraïne) – Januari 2018 (Kiev, Oekraïne)

Arkady Wajspapir raakte in 1941 in Duitse krijgsgevangenschap en was bijna twee jaar gedetineerd in Minsk voordat hij in september 1943 werd weggevoerd naar Sobibor. In het kamp moest hij barakken helpen opbouwen. Hij was betrokken bij de organisatie van de opstand van de gevangenen en het doden van de bewakers Graetschus en Klatt. Samen met een groep andere vluchters stak hij de rivier Boeg over om zich aan te sluiten bij de partizanen. Later diende hij in het oprukkende Rode Leger. Na de oorlog stichtte hij een gezin en was hij werkzaam als technicus. Hij getuigde op meerdere processen tegen Duitse daders.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

Saartje "Selma" Engel-Wijnberg

15 mei 1922 (Groningen, Nederland) – 4 december 2018 (East Haven, Verenigde Staten)

Selma Wijnberg werd begin april via Vught en Westerbork naar Sobibor weggevoerd nadat zij was ondergedoken en gearresteerd. Na aankomst in het kamp op 9 april 1943 werd zij geselecteerd voor dwangarbeid, ze moest kleding sorteren. In Sobibor leerde ze haar latere echtgenoot kennen, de Poolse Jood Chaim Engel. Samen met hem vluchtte ze tijdens de opstand op 14 oktober 1943 uit het kamp. Tot hun bevrijding door het Rode Leger doken ze onder bij Poolse boeren in de omgeving van Chełm. Enkele dagen na de bevrijding bracht Selma Wijnberg een zoon ter wereld, Emiel. Het jonge gezin bleef nog enkele maanden in Polen en vertrok ten slotte naar Nederland. Tijdens de scheepspassage naar Marseille stierf hun enkele maanden oude zoontje. Wegens nieuwe ervaringen met racisme en antisemitisme besloot het paar begin jaren vijftig te emigreren, aanvankelijk naar Israël, later naar de Verenigde Staten. Selma Engel-Wijnberg getuigde meermalen op processen tegen Duitse daders. Met haar echtgenoot Chaim sprak ze regelmatig op scholen over haar ervaringen.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

Chaim Engel

10 januari 1916 (Brudzew, Polen) – 4 juli 2003 (New Haven, Verenigde Staten)

Chaim Engel werd op 6 november 1942 vanuit Izbica naar Sobibor weggevoerd. In het kamp leerde hij zijn latere echtgenote, de uit Nederland afkomstige Selma Wijnberg te kennen. Samen wisten ze tijdens de opstand uit het kamp te vluchten; ze verstopten zich tot hun bevrijding door het Rode Leger bij een Pools boerenechtpaar in de omgeving van Chełm. Enkele dagen na hun bevrijding bracht Selma een zoon ter wereld, Emiel. Het jonge gezin bleef nog enkele maanden in Polen en emigreerde toen naar Nederland. Tijdens de scheepspassage naar Marseille stierf hun enkele maanden oude zoontje. Op grond van nieuwe ervaringen met antisemitisme en racisme besloot het echtpaar begin jaren vijftig aanvankelijk naar Israël, later naar de Verenigde Staten te emigreren. Chaim Engel getuigde meermalen op processen tegen Duitse daders. Samen met zijn vrouw Selma Engel-Wijnberg vertelde hij bovendien regelmatig over zijn ervaringen in Sobibor aan schoolklassen. Chaim Engel overleed op 4 juli 2003 in New Haven/Connecticut in de Verenigde Staten aan de gevolgen van een verkeersongeval.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

In het bijgaand document (te vinden onder het boekenicoontje) een document gemaakt door Robert Barger, Amerika over deze Chaim Engel in het Engels.

Alexander "Sasha" Pechersky

22 februari 1909 (Krementsjoek, Oekraïne) – 19 januari 1990 (Rostov, Sovjet-Unie)

Alexander "Sasha" Petjerski werd in september 1943 als Joodse soldaat na de opheffing van het krijgsgevangenenkamp in Minsk naar Sobibor gedeporteerd. Op de Rampe in Sobibor werd hij samen met zestig andere Joodse soldaten van het Rode Leger geselecteerd voor dwangarbeid in het kamp. In het kamp legden Alexander Petsjerski en enkele andere voormalige soldaten contact met gevangenen die al langer in het kamp waren. Samen smeedden ze plannen voor een opstand. Na de vlucht wist hij met enkele andere voormalige soldaten de nabijgelegen rivier de Boeg over te steken en zich aan te sluiten bij een Russische partizaneneenheid. Na de komst van het Rode Leger trad hij opnieuw in actieve dienst; in augustus 1944 raakte hij gewond aan een been. In het lazaret leerde hij zijn latere vrouw Olga kennen. Eenmaal hersteld keerde hij terug naar zijn woonplaats Rostov aan de Don. In de jaren zestig publiceerde hij zijn herinneringen aan de opstand in boekvorm. Alexander Petsjerski getuigde meermalen tegen voormalige Trawniki’s, onder meer op de processen in Kiev en Krasnodar. Aan een uitnodiging voor de Sobibor-processen in Hagen kon hij geen gehoor geven omdat hij de Sovjet-Unie niet mocht verlaten; daarop werd hij gehoord in Rostov aan de Don. De in de Sovjet-Unie woonachtige Sobibor-overlevende ontmoetten elkaar na de oorlog regelmatig.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

Esther Raab

11 juni 1922 (Chełm, Polen) – 15 april 2015 (Vineland, Verenigde Staten)
Esther Raab werd in december 1942 samen met haar broer na de opheffing van het werkkamp Staw naar Sobibor weggevoerd. Onderweg sprong haar broer van de paard en wagen die hen naar het kamp bracht en vluchtte. In Staw had Ester Terner kennisgemaakt met Hela Felenbaum, Zelda Metz en Riwka Feldman (later Regina Zielinski), die ze in Sobibor terugzag. Na aankomst in het kamp werd Ester Terner door Gustav Wagner voor arbeid geselecteerd. Aanvankelijk werd ze in de breikamer ingezet, later moest ze kleding sorteren. Na haar vlucht kon ze samen met Samuel Lerer en Abraham Kohn onderduiken in Janów bij Chełm, in een schuur van een Pools boerenechtpaar dat ze kenden van vroeger. Na haar bevrijding door het Rode Leger keerde ze aanvankelijk terug naar haar geboorteplaats Chełm, waar ze Irving Raab terugzag, haar latere echtgenoot, die ze al kende van voor de oorlog. Enkele weken verbleven ze in Chełm en Lublin, tot ze na antisemitische aanvallen eind 1945 naar Berlijn verkasten. Hier trouwden ze in 1946. In 1949 ontdekten Ester Raab en Samuel Lerer op een rommelmarkt in de Berlijnse wijk Kreuzberg de SS’er Erich Bauer. Ze gaven hem aan bij de politie. Bauer werd opgepakt en een jaar later veroordeeld. In 1959 emigreerde Ester Raab met haar echtgenoot naar de Verenigde Staten. Ze keerde meermalen terug naar Duitsland om te getuigen op processen tegen nationaalsocialistische daders.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

Semion Rosenfeld

1 oktober 1922 (Ternivka, Oekraïne) – 3 juli 2019 (Gedera, Israël)

Semion Rosenfeld werd in september 1943 als Joodse soldaat van het Rode Leger na de opheffing van het krijgsgevangenenkamp in Minsk naar Sobibor gedeporteerd. Bij de selectie op de Rampe werd hij samen met circa zestig andere voormalige soldaten geselecteerd voor dwangarbeid in het kamp. Eerst moest hij barakken in Lager I helpen bouwen. Hij nam deel aan de opstand op 14 oktober 1943 en had daarbij de SS’er Frenzel moeten doden. Frenzel bleef echter weg en overleefde de opstand. Na de vlucht uit het kamp sloot Rosenfeld zich aan bij anderen, onder wie Dov (Berek) Freiberg. Samen met Freiberg overleefde hij de resterende maanden tot hun bevrijding door het Rode Leger in schuilplaatsen in het bos en bij Poolse boeren. Enkele dagen na zijn bevrijding trad hij opnieuw in dienst van het Rode Leger. Hij raakte gewond, herstelde en deed mee aan de stormloop op Berlijn. Evenals honderden andere soldaten van het Rode Leger schreef hij zijn naam op de muren van de Rijksdag. Na de oorlog woonde hij met zijn echtgenote en hun beide zoons decennialang in Oekraïne. In 1990 emigreerde het gezin naar Israël.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

Yehuda Lerner

22 juli 1926 (Warschau, Polen) – 14 juli 2007 (Israël)

Yehuda Lerner werd in september 1943 vanuit Minsk weggevoerd na de liquidatie van het dwangarbeiderskamp en het getto in deze plaats. Zijn familie was enkele maanden daarvoor al naar Treblinka gedeporteerd en daar vermoord. In Sobibor werd Jehuda Lerner tewerkgesteld bij de bouw van Lager IV. Hij beraamde mede de opstand op 14 oktober 1943 en doodde daarbij de SS’er Graetschus. Na zijn vlucht sloot hij zich aan bij een partizanengroep en vocht daarin mee tot de bevrijding door het Rode Leger. Na de oorlog fungeerde hij een halfjaar als plaatsvervangend politiecommandant in Radom. Nadat hij meermalen was belaagd door Poolse antisemieten uit kringen van het Poolse Thuisleger, vertrok hij uiteindelijk naar Wałbrzych in Silezië, waar hij zijn latere vrouw leerde kennen. Ze emigreerden naar West-Duitsland en verbleven daar in een vluchtelingenkamp, waar hun eerste dochter werd geboren. In 1949 emigreerde het gezin naar Israël. In dat land was hij werkzaam als politieman. Claude Lanzmann interviewde Jehuda Lerner in 1979 voor zijn film. In 2001 wijdde Lanzmann een afzonderlijke filmdocumentaire, Sobibor, 14 octobre 1943, 16 heures, aan de indrukwekkende getuigenis van Jehuda Lerner.
Bron: Het Niemann Album. 2020.

Meier Ziss

15 november 1927 (Lublin, Polen) – 2003

Meier Ziss (Lublin, 15 november 1927) arriveerde in juni 1942 in Sobibor. Zijn familie moest meteen naar de gaskamers, hij werd met twaalf anderen geselecteerd om te werken. Hij was kapper en werkte hij in de sorteerbarakken. Het was zijn taak na aankomst van een transport op de uitkleedplaats de bagage en kleding te verzamelen van de joden die de gaskamers ingestuurd zouden worden. Ook diende hij ervoor te zorgen dat de uitkleedplaats na het verzamelen keurig opgeruimd was, opdat de volgende groep joodse slachtoffers geen argwaan zou krijgen en mogelijk in paniek zou raken. Later moest Ziss als ‘Brandmeister’ de achtergelaten documenten verbranden van de mensen die net met een transport waren aangekomen.

Ziss was getuige van Frenzels represaillemaatregel nadat de Duitsers hadden ontdekt dat in Lager III, waar de gaskamers waren, een vlucht werd voorbereid. Alle 72 Nederlandse Arbeitsjuden moesten aantreden en werden onder begeleiding van Frenzel en een aantal Oekraïense bewakers naar Lager III gevoerd om te worden doodgeschoten. De Nederlandse Kunstschilder Max van Dam, die was ondergebracht in Lager I, waar hij schilderijen voor de SS-kantine en portretten van SS’ers moest maken, en werkte aan een portret van Frenzel, ontsprong de dans.

Ook was Ziss in juli 1943 aanwezig bij de executie van de overgebleven elf leden van het uit Nederlanders en Polen bestaande Waldkommando, waaruit tijdens werkzaamheden in het bos vijf Polen hadden weten te ontsnappen. Een Oekraïense bewaker was toen door hen vermoord. Diens lijk en dat van enkele door de Duitsers gedode vluchtelingen werden naar het kamp gebracht. De Nederlandse leden van het werkcommando moesten in looppas terug naar het kamp. De Polen werden door een vuurpeloton van Oekraïense bewakers doodgeschoten.

Ziss maakte het bezoek van Heinrich Himmler aan Sobibor mee op 12 februari 1943. In die periode kwamen er geen transporten aan in het kamp en voor de demonstratie van de gaskamers waren gevangenen van elders gehaald.

Nadat in Sobibor op 14 oktober 1943 een opstand was uitgebroken, wilde Ziss zoals zovelen door de poort naar buiten vluchten maar daar werd geschoten. Met anderen wist Ziss te ontkomen door over de prikkeldraadversperring heen te klimmen en ongeschonden door het mijnenveld te hollen om uiteindelijk het bos te bereiken. Hij sloot zich aan bij partizanen en vocht tegen de Duitsers.

Na de oorlog vertrok hij via Italië naar Venezuela waar hij tussen 1956 en 1961 woonde. Daarna ging hij naar Israël waar hij koopman was in elektronische apparatuur.

Moshe Bachir (Bahir)

Moshe Bachir (Bahir), geboren op 19 juli 1927 in Płock (Polen), werd samen met zijn moeder en twee broers begin mei 1942 weggevoerd uit het dorp Komarów bij Zamość. Bij aankomst in het kamp werd hij als enige van zijn familie geselecteerd voor dwangarbeid. Hij werd in het Bahnhofskommando ingezet om levensmiddelen te sorteren en moest daarna de haren van vrouwen afknippen voordat ze werden vermoord. Na de vlucht uit het kamp op 14 oktober 1943 hield hij zich met een medevluchter op in de bossen in de omgeving tot de bevrijding. Via een Camp for Displaced Persons emigreerde hij later naar Israël. Moshe Bachir getuigde meermalen tegen Duitse daders. Hij was onder meer in 1961 getuige bij het Eichmann-proces. Hij overleed in 2002 in Israël.
Symcha Bialowitz

Symcha Bialowitz

Symcha Bialowitz (Białowitz), geboren op 16 februari 1912 in Izbica (Polen), werd in april 1943 samen met zijn broer Philip en twee zussen en de laatste Joodse inwoners van Izbica naar Sobibor gedeporteerd. In het kamp was hij tewerkgesteld in het Waldkommando (boscommando) en in de kampapotheek. Symcha Bialowitz speelde een actieve rol bij de opstand van 14 oktober 1943. Na zijn ontsnapping dook hij samen met zijn broer Philip onder bij een boer die ze kenden in de omgeving van Izbica. Na hun bevrijding door het Rode Leger ging hij naar Berlijn, in 1949 emigreerde hij naar Israël. Daar trouwde hij met Lea Reyzner, een Joodse overlevende uit Zamość. Hij overleed op 14 februari 2014 in Israël.

Jakub Biskubicz

Jakub (Jakób) Biskubicz, geboren op 17 maart 1926 in Hrusbieszów (Polen), werd in mei 1942 met zijn familie uit zijn geboorteplaats naar Sobibor gedeporteerd. Zijn vader en hij werden voor arbeid in het kamp geselecteerd, hun zus, moeder en grootmoeder werden direct na aankomst in de gaskamers vermoord. In het kamp werd hij ingezet in het Bahnhofskommando en in de meubelmakerij. Zijn vader werd later in het kamp doodgeschoten. Na de vlucht uit het kamp tijdens de opstand op 14 oktober 1943 hield hij zich wekenlang schuil in de omringende bossen, later vond hij aansluiting bij een partizanengroep en ten slotte nam hij dienst in het Rode Leger. Kort na de oorlog emigreerde Jakub Biskubicz naar Israël. Hij getuigde meermalen op processen tegen Duitse daders. Hij overleed in 2002 in Ramat Gan in Israël

Mordechai Goldfarb

Hershel Cukierman

Hershel (Hersz) Cukierman, geboren op 15 april 1893 in Kurów (Polen), werd in mei 1943 samen met zijn vrouw Sara Cukierman en hun vier kinderen vanuit het getto Opole Lubelskie weggevoerd naar Sobibor. Zijn vrouw en de drie jongste kinderen werden direct na aankomst in het kamp vermoord. Hijzelf en zijn oudste zoon Josef werden voor dwangarbeid in het kamp geselecteerd. Hershel Cukierman werkte in het kamp als kok, zijn zoon als keukenhulp in de kantine van de SS en als schoenpoetser. Na de vlucht uit het kamp tijdens de opstand op 14 oktober 1943 wisten beiden hun geboorteplaats te bereiken, waar ze tegen betaling door Poolse boeren werden verborgen. In mei 1944 sloot zijn zoon zich aan bij een partizanengroep in de omringende bossen. Na de oorlog zagen vader en zoon elkaar in Lublin terug, later emigreerden ze samen naar West-Duitsland. Beiden traden op als getuigen in processen tegen Erich Bauer in Berlijn en tegen Hubert Gomerski en Johann Klier in Frankfurt. Hershel Cukierman emigreerde begin jaren vijftig naar de Verenigde Staten, zijn zoon Josef bleef in Duitsland, waar hij op 15 juni 1963 overleed aan de gevolgen van een hartinfarct. Hershel getuigde ook nog op het Sobibor-proces in 1965 in Hagen. Hij overleed in 1979 in Irvington/New Jersey in de Verenigde Staten.

Leon Cymiel (Szymiel)

Hela Felenbaum-Weis(s)

Dov (Berek) Freiberg

Abraham Kohn

Samuel Lerer

Eda (Ada) Fiszer-Lichtman

Jitschak Lichtman

Abraham Margulies

Ajzik Rotenberg

Ursula Stern (Ilona Safran)

Stanislaw Szmajzner

Aleksej Waizen

Kalmen Wewerik

Regina Zielinski (Rywka Feldman)

Chaim Kornfeld