De genealogie van de familie Eliasar gaat terug tot 1705 in welk jaar het eerste spoor is gevonden in Nederland. Eerst gesetteld in Amsterdam en begin 19e eeuw naar Rotterdam om begin 20e eeuw weer terug te keren naar Amsterdam.

Leon en Rahel Eliasar-Levin (Albert en Betty)

Leon Elias Eliasar (1890 Rotterdam-1943 Sobibor) – zoon van Isaac Eliasar en Sara Henderina  Else – is in 1911 verhuisd naar Hamburg waar hij zijn vrouw Rahel Levin (1895-1943) ontmoette (huwelijk 1913). Zij kregen zes kinderen; Erwin Isaac 1914-1985, Walter Jacob 1916-1945, Gustaaf 1918-1943, Henderina 1921-1943, Albert 1923-1943 en Betty 1926-1943. In 1917 hebben zij zich in Amsterdam gevestigd.

Leon Elias Eliasar

Gezin Eliasar (muv. Leon)

Rahel Eliasar-Levin

Daar hebben zij op verschillende adressen gewoond. In het begin werden zij ondergebracht in noodopvang zoals op de Geldersekade. Omdat er een groot woningtekort was heeft de gemeente in 1916 in Amsterdam-Noord houten huizen gebouwd als tijdelijke opvang. Het aparte “dorp” droeg de naam Obelt. Hoewel het een tijdelijke opvang zou zijn, verbleven zij er uiteindelijk acht jaar. De houten huizen waren in zeer slechte staat en zijn in 1929 door de gemeente niet afgebroken maar simpelweg in brand gestoken.

Leon Elias had een marktkraam waar hij gebruikte kleding aanbood. In 1926 verhuisden zij naar de Transvaalbuurt waar zij op twee adressen hebben gewoond. Hier werd Betty in 1926  geboren. Een jaar later gingen zij wonen in Amsterdam-West in de Jan Maijenstraat waar Leon Elias de kleermakerij “De Concurrent” en later “Het Broekenhuis” startte. Na een moeizaam begin ging het steeds beter en werd een groter pand betrokken, eerst in de Bartholomeus Diazstraat 60hs en later, in 1933, werd een aparte bedrijfsruimte in de Mercatorstraat 87hs gehuurd en betrok het gezin een woning aan de Orteliusstraat 302 II.

Gustaaf Eliasar

Henderina, Albert en Betty

Betty Eliasar

Gedurende de oorlog zijn successievelijk alle familieleden in onderduik gegaan, Walter Jacob al in juli 1942. Hij verzette zich vanaf het begin tegen de bezetter, maakte valse persoonsbewijzen, zorgde voor onderduikadressen en voedselbonnen. Tevens was hij betrokken bij de overval en brandstichting op de burgerlijke stand van Amsterdam. Hij droeg geen ster en is driemaal gearresteerd, tweemaal is hij ontsnapt. Na z’n derde arrestatie is hij uiteindelijk in Gleiwitz I bij Auschwitz terecht gekomen, waar hij tijdens de bevrijding door de Russen op 18 januari 1945 “niet is aangetroffen”.

Leon Elias Eliasar en zijn vrouw Rahel Levin, zijn samen met hun jongste kinderen Albert en Betty in december 1942 ondergedoken, maar zijn verraden en via Westerbork in Sobibor aangekomen waar zij alle vier direct na aankomst zijn vermoord, resp. op 23 en 16 juli 1943.

Trouwdag Gustaaf Eliasar en Henny de Vries

Gezin Eliasar op strand (m.u.v.Erwin Isaac Eliasar)

“Onze eerste tent”

Emanuel en Henderina Kats-Eliasar

Henderina Eliasar, trouwde in 1941 met Emanuel Louis Kats en kreeg met hem een dochter, Rozette. Het echtpaar werd in onderduik verraden en opgepakt, nadat zij hun babydochter in onderduik hadden gegeven aan een niet-Joodse familie. Rozette overleefde de oorlog. In Westerbork werd hun tweede kindje, Robert geboren die – drie maanden oud –  samen met z’n moeder op 19 november 1943 is omgebracht in Auschwitz. Haar echtgenoot Emanuel Louis Kats is eveneens in Auschwitz vermoord op 31 maart 1944.

Gustaaf en Henny Eliasar-De Vries

Gustaaf Eliasar was getrouwd met Henny de Vries. Zij hadden het “Maatkledingbedrijf Succes” in Amsterdam. Gustaaf is, volgens een formulier uit 1955 van het Ministerie van Justitie, vermoord op 11 juni 1943 in Sobibor. Hij komt echter op geen enkele transportlijst vanuit Nederland naar concentratie- of vernietigingskampen voor, wat natuurlijk vragen oproept. Er wordt nog steeds onderzoek gedaan naar de verdwijning van Gustaaf.

Op 14 juli 1952 heeft het Rode Kruis een verklaring opgesteld waarin men stelt dat moet worden aangenomen dat Henny de Vries echtgenote van Gustaaf Eliasar, “na 6 mei 1944 doch uiterlijk 31 augustus 1944 in Midden-Europa aan de gevolgen van ziekte, uitputting, vergassing of anderzijds is overleden”.

Overlevenden – Erwin Eliasar en Rozette Kats

Alleen Erwin Isaac Eliasar en Rozette Kats, de dochter van zijn zuster Henderina, hebben de oorlog overleefd. Hij trouwde in 1938 met Hedwig Baumann en zij woonden tot september 1940 in Amsterdam, waar hij werkte voor het NVV. Nadat alle Joodse medewerkers in 1940 op gezag van de bezetter ontslagen werden, hebben zij zich in september 1940 gevestigd in Vaals waar zij een winkel zijn begonnen om in hun onderhoud te voorzien. Tot augustus 1942 heeft hij zich vrijelijk kunnen bewegen omdat hij gemengd gehuwd was. Daarna ging ook hij in onderduik op de zolder van zijn eigen woonhuis in Vaals.

Bron tekst: Rob Eliasar-Norma Eliasar-Ed Eliasar-Rozette Kats