jaantjelutheraanIJsaäc (IJk) Vleeschdraager werd op 27 januari 1881 geboren als oudste zoon van Isaäc Vleeschdraager en Sara Jacobs. Het gezin zou uit 4 jongens en 4 meisjes bestaan. Hij was eerst diamantbewerker en later vertegenwoordiger in fotografische artikelen. Hij was een heel goede amateurfotograaf. Toen er in de diamantindustrie minder werk kwam maakte hij van zijn hobby zijn beroep.

Jaantje Vleeschdraager-Luteraan werd op 15 juli 1881 in Zwolle geboren. Zij was een dochter van Eduard Luteraan en Aaltje Stibbe. Zij had 2 zusters en 1 broer. Omdat de ouders kort na elkaar overleden, is zij op jonge leeftijd samen met een zusje en een broer opgenomen in het Centraal Israëlitisch Weeshuis in Utrecht. Omdat zij heel goed kon leren, mocht zij naar de Kweekschool en behaalde in 1900 haar acte als onderwijzeres.

Hoe zij elkaar hebben leren kennen is niet bekend, waarschijnlijk is er een schadchen aan te pas gekomen of via wederzijdse familie. Zij trouwden op 9 augustus 1905 in Weesp.

Op 17 mei 1909 werd hun enige zoon Eduard Isaäc Vleeschdraager in Amsterdam geboren.

Op 30 december 1942 ging IJsaäc naar het politiebureau in de Linneausstraat in Amsterdam omdat hij zijn sleutels verloren had. Dit politiebureau werkte samen met de bezetter en hij werd meteen naar Westerbork doorgestuurd.

Jaantje kwam op 13 april 1943 in Westerbork aan, waarschijnlijk dan pas, omdat zij als handwerkonderwijzeres op de Joodse Kraaipanschool werkte.

Beiden werden op 20 april op transport gesteld naar Sobibor, waar ze op 23 april zijn vermoord.

Hun enige zoon Eduard (Edie) werd op 17 mei 1909 in Amsterdam.

Ook hij kon goed leren en ging na de HBS aan de Mauritskade naar de MTS in Haarlem. Daarna ging hij naar de Technische Hogeschool in Delft, waar hij afstudeerde als ingenieur weg- en waterbouw. In Delft onmoette hij zijn latere, niet Joodse, echtgenote.

Omdat er in de dertiger jaren grote werkloosheid was richtte hij zijn aandacht op het buitenland. Van 1936 tot 1938 werkte hij in Mexico en daarna tot eind 1939 in Liberia.

Toen de 2e Wereldoorlog uitbrak wisten zijn vrouw en hij niet anders te doen dan snel naar Nederland terug te gaan…………..

Snel vond hij werk als ingenieur bij de Rijkswaterstaat in Alkmaar. Daar werd op 30 april 1941 zijn eerste kind, Erik geboren. Omdat Joden vanaf begin 1942 daar niet meer in Alkmaar mochten wonen trok hij bij zijn ouders in Amsterdam in. Zijn vrouw was zwanger en zij trok bij haar ouders in Delft in.

Op 5 mei 1942  liep hij op 5 mei 1942 hetzelfde foute politiebureau binnen, waar zijn vader het slachtoffer van was, om te melden dat hij zijn persoonsbewijs had verloren, naar verluid omdat hij gepoogd had de vermelding “Jood” eruit te krassen en daar niet meer mee tevoorschijn kon komen.Omdat hij de vanaf 2 mei verplichte Jodenster niet droeg, werd hij om die reden gearresteerd. Via de gevangenis aan de Weteringschans en Kamp Amersfoort werd hij in het eerste transport op 17 juli doorgestuurd naar Auschwitz, waar hij op 19 augustus 1942 vermoord werd, 9 dagen vóór de geboorte van zijn tweede kind, een dochter.