Bij het eerste bordje Sobibor werd de bus steeds stiller. Op de ramp van het station liep een klein meisje met een felroze jasje en dito mutsje. Iets verderop volgde haar zwangere moeder. Het leven is verder gegaan in Sobibor. In het huis van de oud-kampcommandant wordt gewoon geslapen en gefeest net zoals in 1942. Sobibor lijkt immuun voor de pijn die door de bus gaat. Bij de Asheuvel houden wij onze herdenking. Als een klein kind vraag ik of ik de kaarsjes mag aansteken. Ik wil iets doen. De machteloosheid uit me halen. We noemen de namen van diegene die gestorven zijn. Ook ik mag enkele namen zeggen., van mensen die ik nooit heb gekend, maar die ik niet vergeten wil. Morgen gaan we terug, maar dan samen met Poolse scholieren. Ik hoop dat zij ons kunnen uitleggen hoe je verder leeft als om je heen zoveel herinnert aan de gruwelijke geschiedenis, dat het normaal is geworden.

Tijdens de grote ontsnapping in Sobibor in oktober 1943 was er een duidelijk doel, misschien overleven, maar vooral de buitenwereld laten weten wat er in Sobibor gebeurde. Het uit de trein stappen, uitkleden, de hemelvaartlaan uitlopen en sterven. Meer niet. 250.000 levens lang. Het minst aantal doden van alle kampen, maar wel het meest efficiënte kamp. Het verhaal moest verteld worden. De wereld moest het weten. Direct na de ontsnapping sloten de Duitsers het kamp, en maakten het met de grond gelijk. Ze wilden geen bewijs achterlaten. De afgelopen dagen geniet ik dan ook dat het ze niet gelukt is. Dat ondanks de gruwelijke haat en ondanks de massale vernietiging er toch joodse kinderen geboren worden. Er toch families zijn die niet opgehouden zijn te bestaan. Het is ze niet gelukt. Ze maken nu levens kapot in andere delen van de wereld. Maar ze zullen nooit iedereen het zwijgen opleggen. Zolang we blijven vertellen.

Arianne de Jong