Transport 11 | Westerbork – Sobibor | 11 mei | 1446 personen | 1 overlevende

Op 11 mei 1943 vertrekt het elfde transport met 1446 personen vanuit Westerbork naar Sobibor. Eén persoon overleeft het transport. Jozef Wins. Hij is verraden tijdens zijn onderduik en wordt als strafgeval afgevoerd naar Westerbork en drie dagen na zijn aankomst gedeporteerd in een gesloten goederentrein naar Sobibor. Samen met 79 andere mannen wordt hij geselecteerd om te werken. Hij komt terecht in het werkkamp Dorohucza. Via vele omzwervingen wordt Wins uiteindelijk op 29 april 1945 bevrijd in concentratiekamp Dachau. Hij is een van de 18 overlevenden van Sobibor.

Jozef Wins, geboren op 23 september 1915 in Amsterdam, duikt tijdens de oorlog onder. Op 12 maart 1943 wordt hij verraden. Hij wordt eerst opgesloten in de gevangenis aan de Amstelveenseweg en later als ‘strafgeval’ afgevoerd naar Westerbork. Hier blijft hij maar kort. Drie dagen na zijn aankomst wordt hij op 11 mei op transport gesteld naar het oosten. Onderweg is er koek met stroop en voor de zieken zijn er een paar matrassen in de gesloten goederenwagon gelegd.

Drie dagen later komt het transport in Sobibor aan, waar de joodse strafgevallen de trein uitgeslagen worden. Wat Sobibor voor soort kamp is, wist Wins toen nog niet. Het oogde in ieder geval niet luguber. ‘Ik zag rondom mij allerlei huizen en barakken; het kamp zag er vriendelijk uit, er waren rode daken en paden van kiezelsteen’, verklaart hij na de oorlog. Wins hoort bij de tachtig man die uit zijn transport worden gehaald om over te worden gebracht naar het nabij gelegen werkkamp Dorohucza. Maar voordat hij uit Sobibor vertrekt, vangt hij een glimp op van wat de joden die moesten blijven te wachten staat. In de verte ziet hij dat ‘de achtergebleven mensen schoenen en sokken moeten uittrekken en oudere mensen en zieken op lorry-wagentjes worden gegooid. Voortdurend wordt op deze mensen met zwepen geslagen.’

Turfkamp Dorohucza

Wat Wins bij aankomst in het turfkamp Dorohucza ziet, belooft ook niet veel goeds. ‘Toen wij aankwamen, werden er tachtig man afgevoerd. Deze mensen moesten hun schoenen en laarzen uittrekken en gingen op hun blote voeten weg. Er werd ook flink geslagen en wij stonden er ontsteld naar te kijken, vooral toen ze, nadat er een paar in het water waren gevallen, nog doorsloegen ook.’ In het kamp blijken de gevangenen niet alleen afgeranseld te worden door de Oekraïense bewakers, er kunnen ook selecties plaatsvinden van joden die vermoord zullen worden. Begin juni is Wins bij zo’n selectie aanwezig. ‘Die werd gehouden door de Lagerführer met de Oekraïeners en de kapo’s en wij stonden in rijen van vijf naakt aangetreden. Eerst moesten de voorste Joden naar voren komen en werden de zwaksten eruit gekozen. Hadden ze nog niet genoeg, dan begon hetzelfde van begin af aan, net zo lang tot er tachtig waren.’ Toch is het hoge sterftecijfer in het kamp niet het gevolg van executies, maar vooral van het gebrek aan voedsel en de abominabele hygiëne. De meeste gevangenen, die het hoogstens een paar weken in het kamp uithouden, vermagerden met de dag en kregen tyfus of dysenterie. Wins noemt Dorohucza een ’wild’ kamp, ‘omdat het vechten voor je leven betekende’. Wins slaagt erin een baantje bij de technische dienst te krijgen. Hij brengt ongeveer zes weken in het kamp door.

Drukkerij in Radom

Eind juni 1943 wordt Wins via Lublin samen met andere typografen overgebracht naar een SS-drukkerij in Radom, een joods getto waar ongeveer drieduizend mensen woonden. In Radom staan de onderdelen van drukpersen en zetmachines die tijdens de opstand in het getto van Warschau intact waren gebleven. Wins en de andere drukkers moeten eerst de gedemonteerde machines in elkaar zetten en daarna drukwerk afleveren voor het SS-bedrijf Ostindustrie (Osti). Van de persen rollen niet alleen visitekaartjes voor de plaatselijke commandant, maar ook aanplakbiljetten met executies van Poolse verzetsstrijders. Op 8 november 1943 wordt het getto opgedoekt; kinderen en bejaarden worden door de SS doodgeschoten. De anderen, onder wie Wins, werden overgeplaatst naar het naburige kamp Szkolha om te gaan werken in de wapenfabriek.

Bevrijding

Wanneer het Rode Leger in de zomer van 1944 nadert, wordt het kamp ontruimd en moeten de gevangenen zich gereed maken voor een tocht van 110 kilometer naar het westelijk gelegen Tomaszow-Mazowiezki. Steeds verder naar het zuidwesten gaat het daarna en naar verloop van tijd belandt Wins in een kamp in Kochendorf bij Heilbron. ‘Het was daar moord en doodslag’, aldus Wins, die er werkt in de zoutmijnen. In maart 1945 wordt ook dit kamp geëvacueerd. Nu volgt een twaalfdaagse dodenmars in zuidelijke richting, naar Dachau bij München. Van de kleine tweeduizend man die vertrokken, komen er 792 aan. De anderen waren door nekschoten om het leven gebracht. Na een paar dagen krijgt Wins te horen dat er weer een voettocht gemaakt zal worden. De uitgeputte Wins vertelt de Nederlandse arts dr. Boswijk dat hij niet verder kan, waarna de arts hem verbergt tussen de tyfuspatiënten. ‘Hij heeft me reuze goed geholpen en steeds eten gebracht en zo mijn leven gered’. Op 29 april wordt Wins in Dachau bevrijd.

Bronnen:
Herinneringscentrum Westerbork