Elisabeth Salemon-Cohn

Elisabeth Cohn, geboren in 1886 in Windheim Duitsland,  wonende te Hamburg, vluchtte na de Kristallnacht naar Nederland op 28 februari 1939, waar ze op 1 maart 1939 werd ingeschreven in Amterdam. Zij werd opgenomen in het gezin van haar zuster Joanna die met haar Nederlandse joodse man David Salemon in Amsterdam woonde aan de Minervalaan 50 huis. Op 11 mei 1939 verhuist zij naar een kamer in de Scheldestraat 139 I-hoog links en vervolgens op 18 april 1941 naar de Lekstraat 69 3-hoog, vlakbij de nieuwe Joodse Synagoge. Haar zwager David zorgt financieel voor haar.

Op dit adres werd zij de buurvrouw van mijn oma, Annie Kamphuys-Poelman, een weduwe met zes kinderen, waarvan mijn moeder de oudste was.

Annie was van ongeveer dezelfde leeftijd. Zij had in Duitsland op kostschool gezeten en sprak goed Duits, waardoor er een vriendschap ontstond. Mijn oma en haar kinderen kenden de buurvrouw alleen onder de niet Duitse naam Ella Koch, zoals zij zichzelf noemde. Waarschijnlijk een schuilnaam die haar toch geen veiligheid bood.

Ella was een lieve, introverte, teruggetrokken, angstige, alleenstaande vrouw van middelbare leeftijd zonder kinderen. Zij werd steeds eenzamer. Nadat haar moeder in 1933 en haar oudste broer Max in 1939 beiden in Hamburg overleden waren, overleed ook haar zuster Joanna in 1942. Haar broer Otto was spoorloos verdwenen ergens in Duitsland. Haar jongste broer Hugo was net als Ella naar Amsterdam gevlucht, waar hij zonder succes probeerde aan te tonen dat hij in Duitsland gemengd gehuwd was en daarom vrijgesteld zou zijn van deportatie, maar hij belandde toch in Westerbork. David Salemon werd waarschijnlijk verraden op zijn onderduikadres en zat als ‘strafgeval’ ook in Westerbork. Ella was helemaal alleen. Zij durfde de deur niet meer uit. Mijn oma ging veel bij haar op bezoek, bij mijn oma Annie is zij nooit binnen geweest. Zij vroeg mijn oma haar kastje uit haar familie bij haar te mogen brengen als er een razzia dreigde. Een bruin houten kastje met een uittrekbaar dienblad, daaronder één grote la en twee kleine laatjes op hoge sierlijke gebogen pootjes. Dat is een paar keer gebeurd, waarna de volgende dag het kastje weer naar boven werd gebracht. Rond 8 april 1943 werd Ella toch van huis gehaald, daarbij van de trap af geduwd door een Nederlandse SS’er. Hij had twee kopjes op tafel zien staan en vermoedde dat mijn oma op bezoek was geweest, omdat de joodse bewoners van I-hoog al weggehaald waren en het huis ‘gepulst’ was. Hij bonsde op de deur, mijn oma deed open en kreeg meteen twee harde klappen in haar gezicht. ‘Als ze dan zo’n jodenvriendin was, kan je meteen mee,’ schreeuwde hij tegen haar. Dat is niet gebeurd. Het kastje stond in oma’s huis en is er blijven staan in afwachting van Ella’s terugkeer. In de hongerwinter werd alles opgestookt wat maar branden wilde, maar Ella’s kastje bleef gespaard.

In oktober 1946 trouwden mijn ouders. Tegen die tijd was het al bekend welk verschrikkelijk leed de joden was aangedaan in de kampen en begreep mijn oma dat Ella niet meer terug zou komen.

Het kastje verhuisde naar mijn ouderlijk huis en is daar altijd blijven staan tot mijn moeder overleed in 1995. Zij vermaakte het kastje aan mij en sindsdien staat het in mijn huis. Ik geef het weer door aan mijn jongste dochter.

In 2014 ben ik begonnen met een zoektocht naar Ella’s leven en waar zij om het leven is gebracht.

Ik ben er na jaren speuren in geslaagd een tijdlijn te reconstrueren, dankzij de Oorlogsgravenstichting, die mij haar echte naam kon geven: Elisabeth Cohn. Heel emotioneel was het om van het Nationaal Archief een foto van haar persoonsbewijs te ontvangen. Nu had zij én een naam én een gezicht!

Ella trouwde in Westerbork met haar zwager David Salemon op 12 april 1943. Zij zijn samen op 29 juni 1943 in een veewagen naar Sobibór gedeporteerd, waar zij na aankomst op 2 juli 1943 meteen werden vergast. Ella is 57 jaar geworden, David 67 jaar.

Zodra ik mijn onderzoek heb afgerond, ga ik een boek schrijven over haar leven. Opdat zij niet vergeten wordt!

 

Helga Jaburg