Door Iris van Ooijen (met dank aan Jos Sinnema)

Aan het einde van de reis, op de avond voor ons vertrek naar huis, werden alle deelnemers opgedeeld in groepjes en gevraagd een korte indruk van de reis te geven. Een daarvan luidde: “By putting it into a context through visiting the villages, the cemeteries and the train stations, the actual visits to the camp memorial sites had much more meaning and were much more impressive.” Hiermee wordt in één zin duidelijk dat de studiereis naar de vernietigingskampen van Aktion Reinhard veel meer omvatte dan het bezoeken van de voormalige kampplekken alleen. Historische plaatsen die met de kampen in verbinding stonden, zoals nabijgelegen dorpen, begraafplaatsen en treinstations, brachten ons een stapje dichterbij een besef van de omvang van de Holocaust. De kampen stonden niet op zichzelf, maar maakten deel uit van een groter en complex geheel. Het bezoeken van deze ‘andere’ plaatsen droeg bij aan het bezoek van de kampen, zoals uit bovengenoemde indruk blijkt.

Zo bezochten we op de vierde dag van onze reis het dorp Izbica. Na een degelijk ontbijt van ‘onze’ nonnen in het klooster – soms vingen we een glimp van hen op bij het doorgeefluik in de eetzaal – reden we er met de bus naartoe. In de memoires van Thomas ‘Toivi’ Blatt, gelezen door een groot deel van ons reisgenootschap, beschrijft hij het vooroorlogse dorp als volgt: In Izbica woonden ongeveer 3600 Joden en tweehonderd christenen. De meeste inwoners waren arm en leefden in houten barakken; slechts enkelen, de rijken, woonden in stenen huizen. Drie artesische pompen en enkele bronnen voorzagen het dorp van water. Er was geen elektriciteit tot midden jaren dertig. De Joden waren overwegend orthodox, maar progressieve ideeën maakten opgang. Kaftan, baard, oorlokken (pajes) en keppeltje moesten stilaan wijken voor een meer Poolse of westerse kledij. Iedereen kende iedereen in Izbica en de mensen spraken elkaar meestal aan met bijnamen. (…) Wij leefden vreedzaam samen met onze katholieke buren. Toegegeven, af en toe doken er antisemitische slogans op in het postkantoor, zoals ‘Joden naar Palestina’ en ‘Koop niet bij Joden’, maar niemand die dit ernstig nam. Katholieke en Joodse schoolkinderen bleven meestal op zichzelf. Ongeveer de helft van de studenten was Joods en half-katholiek. Hoewel het dorp voor 95% Joods was, verkozen de kinderen uit de omliggende dorpen het om in Izbica basisonderwijs te volgen. (Fragment uit From the Ashes of Sobibor. A Story of Survival, Thomas Blatt, 1997) In de oorlog werd Izbica een getto, waar naast de lokale Joodse inwoners Joden uit alle windstreken werden samengepakt. We bezochten de plek waar de deportaties hadden plaatsgevonden; een kaal stuk asfalt naast een weg op een ietwat verlaten plek in het landschap. Zonder kennisname van de geschiedenis zouden we er zo aan voorbij zijn gegaan. Toen we even later op het dorpsplein stonden, vertelden onze gidsen dat dit idyllische plein was gebruikt als verzamelplaats voor het afvoeren van Joden naar Belzec en Sobibor. Het was een vreemde gewaarwording om te ontdekken dat niets op het dorpsplein aan deze mensen herinnert, terwijl er wel een monument voor gevallen Poolse strijders staat.

Het verzwijgen van een deel van het verleden wordt elders in Izbica doorbroken. Op de lokale Joodse begraafplaats, waar de SS tijdens de ontruiming van het getto van Izbica ongeveer 2000 Joodse slachtoffers vermoordde, zagen we naast oude grafstenen ook naoorlogse monumenten. Op deze enigszins verscholen plek in het bos lag hier en daar een verdwaald bierflesje. Sinds scholieren van de plaatselijke basisschool zich inzetten voor de begraafplaats is de situatie echter sterk verbeterd, zo werd ons verteld. Het was bijzonder om deze kinderen in de gymzaal van de basisschool te ontmoeten. We werden er warm ontvangen met koffie en thee. Zittend op lage schoolbankjes luisterden we naar een presentatie van de scholieren, wier toewijding een bron van hoop is voor het herstel van de herinnering aan de Joden van Izbica.Telkens als we aankwamen op een historische plaats, vertelden onze gidsen (afwisselend Bildungswerk Stanislaw Hantz, Stichting Sobibor en Studnia Pamieci) aan de hand van getuigenissen en fotomateriaal wat zich hier had afgespeeld. Vooral de kennis die de Poolse historicus Robert Kuwalek onbevooroordeeld met ons deelde, dwong respect af binnen de groep. De getuigenissen en foto’s gaven deze plekken een andere aanblik. Dat gold bijvoorbeeld voor het voormalige Joodse werkkamp Alter Flughafen. Hier is geen monument geplaatst en lijkt het leven van alledag onverstoorbaar verder te gaan. Alter Flughafen is nu deels een parkeerterrein, waar mensen hun auto’s achterlaten om te gaan shoppen. Door de getuigenissen hier te vertellen, leek deze plek het banale voor een moment te ontstijgen.In tegenstelling tot de ‘vergeten plekken’ zijn de voormalige kampterreinen van Belzec, Majdanek en Treblinka omgevormd tot plaatsen van herinnering, met indrukwekkende monumenten en musea. In Belzec werd een hartverscheurende afscheidsbrief van een moeder aan haar zoon voorgelezen, waarna we in stilte om het symbolische massagraf liepen, dat raakt aan plaatsen waar de daadwerkelijke massagraven liggen. Hoezeer deze monumentale plaatsen van herinnering ook de sfeer van herdenken oproepen, het moment waarop je geraakt wordt door het verleden bleek niet te voorspellen. Het kon je overkomen in de bus, tijdens een wandeling of het luisteren naar een voorgedragen getuigenis. De inrichting van een plek kan bezoekers letterlijk de ruimte bieden om stil te staan bij het verleden, maar het innerlijke herdenken blijft persoonlijk.

Op de laatste dag bezochten we Sobibor. Een bijzondere ervaring omdat overlevende Thomas Blatt ons persoonlijk rondleidde. Kou en regen weerhielden hem er niet van ons uitgebreid te vertellen over zijn ervaringen in het kamp.

De reis was zeker niet voortdurend serieus of zwaar; er was ook ruimte voor luchtigheid en humor. Bijvoorbeeld tijdens gesprekken aan de ontbijttafel en in de Ierse pub, of toen de Poolse delegatie om elf uur ‘s ochtends wodkashots als ‘aspirine’ aanbood. De gespreksonderwerpen liepen uiteen van de motivatie om deel te nemen aan de reis, de wereldpolitiek, familieachtergronden tot de laatste afleveringen van het televisieprogramma Jersey Shore. Juist het contact met medereizigers droeg bij aan het bijzondere karakter van onze reis.Het reisgezelschap bestond uit Polen, Duitsers en Nederlanders. Hoewel de Nederlanders zich al tijdens de heenreis tot een geheel hadden gevormd, waren de contacten met de Duitsers en de Polen snel gelegd. Waar de Duitsers veelal serieus met de materie omgingen, wilden de Nederlanders nog wel eens humor gebruiken om de spanning te doorbreken. De Polen leken op het eerste gezicht wat afstandelijker, maar na verloop van tijd en een aantal wodka’s verder bleek dit al veel minder het geval. Je nationaliteit doet er uiteindelijk niet toe, zoals een ander groepje het de laatste avond verwoordde: “Sich berührt und sich verantwortlich fühlen. Nicht als Deutscher, Holländer oder Pole, sondern als Men