verslag bijeenkomst Verzetsmuseum oktober 2017

By 6 november 2017 Nieuws

‘We hebben gewonnen en we hebben verloren, maar we hebben meer verloren dan gewonnen’

Op vrijdagmiddag 27 oktober heeft de Stichting Sobibor samen met het Verzetsmuseum de opstand van de joodse gevangenen op 14 oktober 1943 in Sobibor herdacht. Dit jaar ging de aandacht uit naar Paul Hellmann, Mary Richheimer-Leijden van Amstel, Marco de Groot, Rudi Westerveld en David van Huiden. Alle vijf hebben als mede-aanklager tijdens het Demjanjuk-proces een requisitoir gehouden.

Johannes Houwink ten Cate

Professor Johannes Houwink ten Cate leidde de middag in. Hij beschreef hoe het Duitsland van na de oorlog met de daders van de Holocaust is omgegaan. We hebben het aan de Amerikanen te danken, zo vertelde Johannes Houwink ten Cate, dat Demjanjuk alsnog in Duitsland werd vervolgd. Jetje Manheim, voorzitter van de Stichting Sobibor tijdens het Demjanjuk-proces van 2009 tot 2011, nam het publiek vervolgens mee terug in de tijd. In detail werden herinneringen opgehaald en met behulp van begeleidende foto’s liet Jetje bijvoorbeeld zien hoe de groep van mede-aanklagers langs de achteringang van het gerechtshof naar binnen was gesluisd. Het was de bedoeling om onder de media-aandacht uit te komen.

Jetje Manheim

De middag kreeg daarna een heel persoonlijke wending door de vragen van discussieleider professor Harmen van der Wilt. Voor iedere mede-aanklager had Harmen van der Wilt een vraag die op zijn of haar requisitoir betrekking had. Aandacht was er voor de respectloze houding van Demjanjuk tijdens het proces. Volkomen afgesloten had hij het proces meegemaakt. Van empathie was geen sprake geweest. Van schuldbekenning al helemaal niet. Als Demjanjuk zich anders had opgesteld tijdens het proces, dan had Rudi Westerveld misschien niet om een maximale straf gevraagd in zijn requisitoir tijdens het proces. Ook Hans Bevers, juridisch adviseur van de openbare aanklager van het Internationaal Strafhof deed mee aan de discussie. Hij vertelde hoe tegenwoordig bij het strafhof rekening met de strafmaat wordt gehouden als iemand schuld bekend.

Aandacht was er ook voor ‘de grote leugen van na de oorlog.‘ Zo werd althans de periode vanaf het wegvoeren van de familieleden ervaren. Jarenlang wachten om duidelijkheid te krijgen over het lot van de naaste familie, terwijl de meesten vrijwel meteen na aankomst in Polen waren vermoord. David van Huiden vertelde erover. Volledig onnodig had hij er twee jaren lang geen wetenschap van gehad dat hij zonder zijn familie verder moest leven. Psychische gevolgen, het doorgaan en net doen alsof er niets aan de hand was kwamen ook als thema aan de orde tijdens de bijeenkomst. De mede-aanklagers waren het er over eens dat het proces in zekere mate helend had gewerkt. De groep van mede-aanklagers was een soort van familie geworden. Mensen die allemaal het zelfde hadden meegemaakt. Ze waren na de oorlog alleen over gebleven en moesten op de een of andere manier een leven zien te leiden. Geen gemakkelijke opgave. Marco de Groot vertelde over de psychische problemen die het gevolg waren. Pas toen hij met joodse lotgenoten in contact kwam ging het beter.

mede-aanklagers

Mary Richheimer, beschreef hoe zij nadat ze als peuter was ondergedoken vervolgens na de oorlog bij een pleegfamilie in Leeuwarden terecht was gekomen. Ze had een goede opvoeding genoten maar liefde had ze gemist. Mary beschouwde haar bijdrage als mede-aanklager als het enige dat ze voor haar ouders en familie heeft kunnen doen. Net zo als tijdens het proces vroeg ze zich opnieuw af hoe het toch mogelijk is geweest dat deze wreedheden onder het oog van de wereld hebben kunnen plaatsvinden, zonder dat er tijdig is ingegrepen. Paul Hellmann vertelde hoe het proces intervenieerde met een persoonlijke ervaring. Kort voor het proces was hij er achter gekomen dat zijn vader was verraden door de berucht Jodenjager Abraham Kipp. Deze man wist naar Argentinië te vluchten. Hij zou daar in 1995 in vrijheid sterven.

Voor een historische reactie op dat wat de mede-aanklagers aan de zaal toevertrouwde richtte Harmen van der Wilt zich tot Johannes Houwink ten Cate. Hij beschreef bijvoorbeeld hoe samenlevingen soms wel 20 tot 25 jaar nodig hebben om in te zien wat er is gebeurd. Hans Bevers betrok de ervaringen van de mede-aanklagers op de werkzaamheden van het Internationale Strafhof. Hij gaf aan dat het strafhof veel kan leren van het Demjanjuk-proces. Hans Bevers was in dat verband zelfs zo onder de indruk van de voorbereiding en begeleiding door de toenmalige Stichting Sobibor dat hij Jetje Manheim nog tijdens de bijeenkomst om haar aantekeningen vroeg. Een geslaagde en vooral ook intieme middag die afgesloten werd door Rob Snijders van het huidige bestuur van de Stichting Sobibor. Met gepaste trots presenteerde Rob het boekje ‘Jullie moeten deze verhalen doorvertellen…” In het boekje halen bekenden van Jules Schelvis herinneringen op. Een eerste exemplaar werd aan Mary Richheimer uitgereikt. Over het Demjanjuk proces zei Jules Schelvis: ‘De rechtbank heeft altijd gelijk. We hebben gewonnen en we hebben verloren, maar we hebben meer verloren dan gewonnen.

verslag: Petra van den Boomgaard